Niet verder
Vertellen hoor
Wat bedoel je
Ik bedoel
Mijn onpersoon
In zijn onverhaal
En zijn onvermogen
Te herhalen
–……..en……..
……geen……
………………
…….on……..
……ver……..
…..togen……
………………
………………
woord
Ze zwaait met papier
Op het papier staan letters
Vette inkt
In inkt staat het onverbiddelijke
“Bloedbad in Bagdad”
Ze zwaait
Alsof ze zwaait met een vlag
Waarvan ze niet weet dat die met bloed is bevlekt
Ze zwaait met een vlag
Alsof er een koningin voorbijkomt
“Wees welkom koningin
Raak me aan
En ik voel me ook koningin”
Onder haar arm het Eindhovens Dagblad
Of is het de krantenkop
“Bloedbad in Bagdad”
Voorbijgangers houdt ze aan
“Hebt u interesse in een abonnement
Op het Eindhovens dagblad”
(het bloedbad in Bagdad)
Ik vrees dat zij geen kranten leest
Deze wereldvreemde schoonheid
Die ik vragen hoor:
“Wilt u een abonnement op
Het Eindhovens Bloedbad”
—
Wetenschap is god
De aarde
Niet geschapen
Maar verklaard
Ons bestaan
Komt voort
Uit onze eigen verbeelding
We fantaseren
Ons leven
Ons lot
Waarom vrezen
Wetenschap
Is
God
—
Het kwaad
Treft ook goede mensen
Het kwaad treft vooral
Goede mensen
Het kwaad is goed
In het treffen van
Goede mensen
Ja
Goede mensen
Treffen het wel
Het is goed
Om kwaad te worden op
Het kwaad
—
Onder de liefde
In de spiegel kijken
Hoe ik het doe
Hoe het is
De liefde
Hoe wij samen
De liefde vormen
Zien
Dat mijn liefde
Eindelijk niet meer alleen is
Zien
Hoe zij zich
-Eenmaal gedeeld-
Verhevigd ziet
Alsof wij samen
Atomen splijten
—
De kippen
De hanen
Ik hoor ze
Het isolement van woorden
Uit de stilte
En de onleesbaarheid gelicht
De dieren
In naam van
Hun naam
Geluiden
Als hun stem
Ik onderscheid
Hun eigenheid
Hun soortheid
Ik spreek van ze
Schrijf over
Ze
In
Hun woordheid
—
De wandelaar
Het wandelen
Zo zit het
In elkaar
Wat niet uiteen hoeft
Of verklaard
—
FUUTLAAN
Aan de ene kant
De huizen
Aan de andere kant
De struiken
De plaatsen voor
Rovers en zwervers
En iets verder
De treinen
Voor hen die komen
Van heinde en ver
Voor hen
Die nooit blijven
Daar woont Europa
Daar woont de wereld
—
Ik weet niet
Of dit wel een gedicht is
Ik weet alleen
Dat dit woorden zijn
Maar ik weet niet
Wat de dichtheid van
De woorden is
De woorden zijn samen hier
Ze genieten van
Elkaars gelijkheid
—
Een brief van woorden
Is papier
Liever
Dan leesbaar
Heb ik streelbaar
Een huid
Hoorbaar
Een stem
Zeg het mij
Zo
Zeg het mij
Hier
—
Appel
Appel
Appel
Ap-
Stract
De benoemde
De genoemde
Het hernoemde
En het woord
Werd opnieuw woord
Ap-
Nieuw woord
—
gevonden op de zeebodem
een hoofd van dioriet
daar heeft een koning zich ingegraven
de koning
onder een deken van
het middenlandse zand
met zijn hoofd
op een kussen van schelpen
om hem heen
de condens van zijn droom
de koning
hij wordt wakker als
een steen
zijn hoofd omvat
door archeologen
—
klein
zo staat het daar
je denkt aan alles
alles
komt bij je op
zie je
hoeveel
dat klein bevat
zulk een hard woord
als klein
zulk
een hard ding als
klein
—
de afmetingen van
het vlees
zijn alleen nog maar
afmetingen
er bestaat
alleen nog maar
klein
kort
dat haast geen vlees meer kan zijn
zo kort
—
stilstaande dingen
als
het woord klimaat
de kleur rood
als aanduiding van
overbevolking
wat een rust
geeft
al dat overzicht
—
voltooi
tenminste
het werk
want
het denken
en het voelen
wordt nooit
voltooid
—
zijn
die ik ben
is
zijn
wat nu is
ik ben
het zijn
—
vrede
schreef zij
en ze bedoelde
bezit is strafbaar
wie goedvindt
is medeplichtig
wie zich niet verzet
doet mee
wie niet uitstapt
die helpt mee
om
de moordmachine van het westen
draaiende te houden
die blijft een rad
in het raderwerk van
het kwaad
ook
wie
besluiteloos toeziet
hangt aan
dat
wat wordt misdaan
—
Het anti-bladeren-vallen-gedicht
—
Kriti —
I
bladeren vallen
voor het laatst in een vers
nu
vallen bomen
vallen ouders
vallen borsten
in de herfst
de allerlaatste herfst
in het allerlaatste gedicht over herfst
II
bladeren vallen
ja
dat weten we al
en wat valt er
nog meer te vallen
wat valt er nog meer voor
III
bladeren vallen
nou
potverdorie
val dan
bladeren
en het is wel de laatste keer
dat jullie vallen
begrepen
vanaf nu vallen bladeren niet meer
IV
bladeren
durf nu nog eens te vallen
vanaf nu
bladeren knallen
V
bladeren vallen
nu
voor 1 keer dan
mogen de bladeren nog vallen
en dan is het uit
met de luiheid des dichters
dan is het tijd voor
een nieuwe metafoor
Onzegbaarheid
een portret van verlegenheid
— Alfredo de Laar —
ik zei maar wat
ik zei maar wat
maar wat
ik werkelijk wilde zeggen
bleef uit
bleef verstoken van
alle hoorbaarheid
hoe hard het ook
van binnen klonk
het woord zonk
naar de bodem van
alles wat ik zei
en verdronk
II
ik zei maar wat
ik zei maar wat
maar nooit kwam
van mijn lippen
het woordje schat
en ik maar wachten
tot al die letters
uit zichzelf
dat woordje vormden
maar het stormde
te hard in dit hart
en te veel letters
schoven zich
tussen de letters
s-c-h-a-t
Stoflamp
— Alfredo de Laar —
al handelend
vergis ik me
verwissel
in mijn haast
de voorwerpen
verdwaasd
door snelheid
schrijf ik
bijvoorbeeld
zuigkracht
aan een zaklamp toe
knip ik
verbaasd
het licht aan
zie ik
het stof niet verdwijnen
integendeel
het wordt schrijnender
zichtbaar
Modern liefdesverdrietliedje
— Alfredo de Laar —
Na de pieptoon
wil ik jou
je eigen stilte
laten horen
Dit is mijn zwijgen niet
dit is de langgerekte toon
van pijn
van het wachten op je stem
Luister naar
de duizend doden
die gestorven ben
verpletterd door de droom
de loosheid
de vooralsnog
onuitgekomenheid van de droom
Luister naar je eigen stilte
naar het zwijgen
door jou eerbiedig
in acht genomen
-had ik gesproken
Luister naar je eigen stilte
naar het woordeloos contact
dat er tussen ons was
Luister naar je eigen stilte
en hoor
hoeveel ik aan je heb gedacht
Observatie
— Alfredo de Laar —
je zult maar zoveel
en zulke lange poten hebben
als een langpootmug
je zult maar kunnen lopen
tegen de muur en tegen het plafond
omhoog
met armen en benen
veel langer dan je lijf
en toch niets anders
om handen hebben
dan te lopen en te vluchten
en van de hele wereld
iets te duchten
je zult maar een langpootmug zijn
in de kamer van een mens
en bewegen
en gezien worden
en
je zult maar niet meer zijn
—
Creatief met cliché II
— Alfredo de Laar —
het is dinsdag
half drie
de klok slaat
een keer
mijn hart
meerdere malen
het is leven
half drie
ergens
in een jaar
ergens in april
het is dinsdag
half drie
de nacht staat stil
—
daar is de schrijver
hij kijkt naar een muur
en hij zegt
de muur is erg
ik zeg
een schrijver
schrijft
over de muur
klimmen kan hij niet
—
ik zal
wacht
ik zal
ik zal
de toekomstige tijd
van zullen
de hele ruimte
met zullen
vullen
—
de reis voorbereiden
een koffer
voor als je gaat
een zakdoek
voor als je niet gaat
—
OVER EEN KAPOTTE BRIL
I
De bril kapot
Ik laat het zo
Ik koop geen nieuwe bril
De bril
Die kapot is
Is kapot
Ik laat het zo
Er zijn brillen
Die heel zijn
En brillen die kapot zijn
En deze bril
Die ooit heel was
Is kapot
Heel kapot
Helemaal kapot
Ik laat het zo
Zolang de kapotheid van een bril
Mij niet stoort
Zolang de kapotheid van een bril
Deel uitmaakt van het geheel
Weliswaar
Een iets of wat gewijzigd geheel
Maar toch een geheel
Waarvan ook kapotte brillen deel uitmaken
De bril is kapot, ik laat het zo
Het stoort me niet genoeg
II
Een scheur in de bril
Een barst zo u wilt
Een lijntje meer
Een paar lijnen meer
In het beeld van de bril
Een scheur
Een barst
In het beeld
Dat ik heb van de bril
Niet helemaal volmaakt
Maar toch
Nog altijd een bril
III
Een scheur
Een barst in de bril
Maar nog altijd voldoet
De bril aan
De omschrijving van een bril
Ook al trilt
Ook al rinkelt er iets
Binnen de verwachtingen
Die je hebt van een bril
De bril is kapot
Ik laat het zo
Misschien heb ik niet
De hoogste verwachtingen van
Een bril
V
Een barst
Een scheur
Is niet meer dan een kleur
De zoveelste kleur
In zijn bestaan aangebracht
Een scheur
De zoveelste lijn
Wellicht
De enig zichtbare lijn
—
In dit linkeroog
de blik van voldaanheid
en begrijpen
Dit rechteroog
een terechtwijzing
een waarschuwing om
niet
een te groot oog op te zetten
het zien voor gezien te houden
Met dit rechteroog
zie en oog ik slecht
Terwijl het linker mij
de wereld
in haar ware gedaante
en in de juiste verhouding toont
Het linkeroog
dat zo mooi is
dat het naar zich laat kijken
en bewondering indrinkt
Het linkeroog
dat een rechteroog
tot gevolg heeft
—
De klok
Ik ben bang van de klok
Het uur dat slaat mij
Nee
Het is het lot
Dat luidt
Als ik de klok hoor slaan
Voorgalmen voor het laatste uur
Het is de klok
Die duidt
—
Is het geen zonde van de sonde?
Eenmaal aangeland op mars
Op het moment suprême
Geeft de sonde geen enkel signaal
Onthoudt zij ons al
Het beeld- en geluidmateriaal
Wat ze waarneemt, registreert
Dat houdt zij voor zichzelf
Als een zelfzuchtig minnares
Zij neemt alleen bezit van Mars
Plaatst daar haar eigen vlag
Of klinkt daar door de ruimte
De stilte van haar verbazing
Is het de schoonheid
Die haar met stomheid slaat
—
OVERLEGCULTUUR
Ja
Ik wil
Misschien
Zeker
Wellicht
Hoewel
Maar toch
Tenzij
Ofschoon
Als
Dan
En
Of
Nou en of
Ik wil
Denk ik
Dacht ik
—
OVERSTAP
’s morgens vroeg of
’s avonds laat
ik weet alleen het donker
als ik wakker wordt
en
de droom nog
aan mijn oog blijft plakken
iets als werkelijkheid krijg ik
voorlopig niet te pakken
helemaal niet als ik
onder het plassen
– even opgestaan
om naar de wc te gaan –
door het raam naar buiten kijk
beneden op de regen neer
de natte glanzende straat
door lantaarns verlicht
het huis aan de overkant in
waar de teevee aan staat
de beelden aldaar gadeslaand
lijk ik enkel opgestaan
om naar een andere droom te gaan
—
VORMNEMER
Ik vorm niet
Ik tast de vorm
Van het leven af
Dat is mijn gebaar
Als een blinde
Geef ik haar weer
Ik geef geen vorm
Geef
De vorm weer
—
Met melk en suiker
Vraagt de vrouw
Die haar beide borsten
Nog net verborgen houdt
Ja graag
Zegt de man
Die zich inhoudt
Een scheutje
Drie schepjes
Ja graag
Gooi de koffie
Vol met jou
—
Port
Rode overmoed
In de avond
Rode schaamte
Rode weerzin
In de morgen
—
Het geluid van
Het jas aan trekken
Is
Het geluid van het weggaan
Het geschuifel van voeten
Richting opengaande
Dichtslaande deur
Je hult je
In een geruisvol verdwijnen
Een wind die wegsterft
En alles meeneemt
Op zijn weg
—
DOEN
de tafel opruimen
ik moet het doen
het boek lezen
het artikel schrijven
ik moet het doen
maar
doe ik het ook
of kijk ik slechts naar
wat ik moet doen
ik kan ook blijven kijken
het doen niet zien
het moeten niet zien
—
6
alle anderen
heb ik verlaten om
die ene
andere te zijn
die niet weet
naar wie
terug te keren
die in elke glimlach
een mooglijk thuis herkent
die ieder vriendelijk gezicht hoort zeggen
hier woon jij
hier kom jij vandaan
7
kwijt
de oerverbondenheid
ergens lopen wij
elkaar
volkomen mis
waar
verwijst
dat lichaam naar?
alleen naar
de eigen naam?
en niet naar de naam
die verloren ging
toen
ik
ik werd
en jij
jij?
8
roem
eigen naam
die ik noem
om
hem
in brand te steken
op
te heten
9
oh
zo zwaar
deze eigen naam
die ik alleen weeet
onbekend draag
zeg
help jij me mee
zullen we samen
deze naam dragen
alleen
klinkt de eigen naam
zo vreemd
zo ontheemd
zo laakbaar
stel je voor
als mij
draag niet alleen mijn naam
maar ook
heel mijn wezen
heel mijn zijn
zelf ben ik
de helft
van wat ik ben
de halvering van dit heelal
dit hoogstpersoonlijk universum
twee zien er zodadelijk om
bij
het noemen van
één naam
een enkele naam
HYMNE
niet in een volk
van duitsers
belgen
nederlanders
europeanen
geloof
ik
ik
geloof
in een volk van
Zachtaardigen
en
Blijmoedigen
—
SCHIPHOL
Om de ketens te verbreken
Het land dat hen aan zich bindt
Onder zich
En achter zich te laten
Verzamelen zich
De tweevoetig ongevleugelden
Aan de reusachtige hemelblauwe Drenkplaats
Om met volle teugen
Van de vrijheid drinken
—
zo weg was ik van jou
dat ik vannacht
al je gevoelens voelde
al je gedachten dacht
ik lag naast me
als jou
en keek me aan
aan mezelf zo ontrouw
dat ik moest raden
naar mijn eigen gedachten
—
man op stoel
koning op troon
en het zitten
is
het zitten
—
waar het op lijkt
dat is het
het lijkt op
het onveranderlijke
en het lijkt op
de schijn
het lijkt op
het overbodige van
de gelijkenis
en het lijkt nergens op
het lijkt op
het lijken op
en het lijkt nergens
sprekend op
de beste gelijkenis
is
de zwijgendste
—
Wie ver weg is
Vergeet ik
Hij is
Een lange tijd geleden
Ik bel hem niet
Noch schrijf ik hem
Hij heeft geen hand meer
Om te geven
Geen bespeurbaar leven
In zijn hals
Zijn pols
Alleen de zoemtoon van de stilte
Waarmee hij samenvalt
Met anderen
—
Wie reikt
Die breekt
Het ontbinden aan
Wie reikt
Die bindt zich vast aan
Het vergaan
Wie reikt
Gaat al te ver
Treedt buiten zinnen
Wie reikt steekt over
Van onbezit naar bezit
Wie reikt
Die rekt
En breekt
—
IN LEVEN
Ik applaudisseer niet
Maar vouw mijn handen om
Te bidden
Heer vergeef haar
De artiest
Die er niet in slaagt
Mij te vermaken
Zij is mij sympathiek
Ik zie haar zware pogen
Haar gevecht met haar onvermogen
Ik bid om haar
Houd haar in mijn midden
Mijn minnen
Ik ben het publiek
Met meer compassie dan kritiek
Kruipend in de huid van
De artiest
Heb ik haar lijdend lief
—
Als elke man
Heb ik een mond
Twee handen
Twee ogen
Als
Elk mens
Heb ik een verleden
Als elk mens
Heb ik schijnbaar
Mijn bijzonderheid
En
Jij
Was zo bijzonder
Die bijzonderheid
In mij
Te ontdekken
—
wie iets slechts maakt
maakt iets kwaads
iets kwaad
wie iets slechts maakt
slecht het goede
wie iets slechts maakt
maakt iets doods
iets dood
—
Ik kwam ZO stil
Te staan
Dat ik een stand-
Beeld zag
Bewegen
Ik dacht
Het standbeeld loopt
Op tijd
En ik loop
Achter
Ik
Tijdlozer
Dan het standbeeld
Want
Hoe ik ook bewoog
Ik stond stil
—
OVER KWALITEIT
Wat je maakt
Dat is
Geen dood product
Wat je maakt
Is
In feite
Een gebaar naar
De ander
Wat je maakt
Maakt deel uit van
Het leven
Wie
Iets slechts maakt
Maakt
In wezen
Iemand dood
—
de boom
tot een bepaalde hoogte
kan hij groeien
zo ook de liefde
of
groeit liefde
naar een sterkte toe
een bepaald punt van
onbreekbaarheid
een bepaald punt van
onliefde
—
zeg het niet te duidelijk
zeg het niet te vlug
het te zeggen woord
heeft tijd nodig
om
helemaal
te worden gehoord
het heeft een weg nodig
een hele lange weg
voordat
het kan gezegd
het mag gezegd
—
zeg het niet te vlug
het woord
heeft het geheim nodig
waarmee het zich omhult
het woord op zich
het is zo naakt
laat het zich kleden
in een raadsel
—
de verpakking
verandert
een nieuwe huid
om
het rood
even
lijkt de smaak
van ketchup
tomaatvormig
even
lijkt de smaak
door
het uiterlijk
opgemaakt
—
TSUNAMI
Het dode kind
Dat kan toch niet
Het kind zijn van die ouders
Nog in leven
In de verste verten
Lijkt de dood niet
Op het leven
Noch van de vader
Van wie hij de ogen had
Noch van de moeder
Van wie hij het kinnetje had
Heeft het kind
Die grauwe huidskleur
De doden
Zijn van een ander ras
—
TILLEN AAN GLAS
Loodzware glazen
Toch is de zwaarte doorzichtig
Zolang het glas
-In lood gegoten-
Op te heffen is
We heffen op
Het bestaan van glazen
Verheffen lood tot goud
We heffen op
We brengen een gouden dronk uit
We tillen niet aan zwaarte
Voor ons telt enkel
De klaarte van de wijn
Al mogen onze geesten troebel zijn
Ons hart is zuiver
Want doorzichtig zijn
Haar slagen
We horen de stilte
Door de slagen heen
—
VERBLUFFEND
In de nacht
Niet zomaar
Een blaffen
Maar
Een ver
Blaffen
Een eenzaam blaffen
Het enige geluid
Dat er te horen is
Een geluid
Met heel de ruimte
Van het donker
In zich
—
Ik zie
Cesanne niet
Het plafond van
De Sixtijnse Kapel schilderen
Ik zie hem eindeloos kijken
Naar appels
Berglandschappen
Baadsters
Ik zie hem niet zoeken
Naar nieuwe vormen
Ik zie hem zoeken
Naar
De Vorm
—
Ik lees
Ik kijk
Een denken binnen
Een woorden zien
—
hier
heb ik lang over
na-
ge-
dacht
dit is
het afwezig zijn van
enige betekenis
of belang
enig moeten
dit mag
—
in deze spiegel
wil ik kijken
de spiegel van
het kunnen
zonder te vergelijken
de spiegel
waarin mijn gezicht
niet is te zien
maar de diepe bron
de zuiverdiepe bron van
al mijn daden:
de ander
—
wie hier stilstaat
staat ik
te bewogen mijn lijn
omdat ik getekend
het ontcijferen heb
opgegeven
en verraadsel in
het bloeddoolhof
—
HET ONTWAKEN VAN EEN DESILLUSIE
toen ik haar zag
bij dag
getreden
uit de schaduw
van mijn nachtelijk verlangen
zag ik pas
hoe oud ze was
wist ik dat
schoonheid slechts
van kaarslicht is gediend
—
meedogenloos
bracht de zon
haar sterfelijkheid aan
het licht
ik zag de scherven
spleten
zag
hoe zij spoedig
traag uiteengereten werd
zag een geest
op uitbreken
elke rimpel
een spelonk
zag
een ziel
zich gereedmaken
om deze ruimte te verlaten
—
ik zag
hoe zeer zij moeder was
hoe zij leven had
omsloten
en daarvoor
de prijs betaalde
ze had ogen
voor het kind in haar schoot
het kind in zijn wieg
—
hoe zoet
was haar kus geweest
de lust
waarmee zij
mijn ogen poogde
te verzegelen
oh
dat het altijd avond bleef
mijn oogleden
als lippen op elkaar
om haar ware verschijning
dat geheim
van het ouder worden
te verzwijgen
—
ik zag
hoe zeer zij weer
het meisje wilde zijn
dat nog
een kind moest dragen
hoe ondraaglijk
moet haar
het zonlicht zijn geweest
mij kwam het meisje
helaas
niet meer voor de geest
ik zag een boom
ik zag
door alle bladeren heen
ál het blaakren heen
de niets ontziende zon
de nooit opdrogende bron
—
ze had een zoon
die reeds
het huis verlaten had
ze had een huis
dat zij op haar beurt
weer moest verlaten
noodgedwongen omdat het
met de aarde werd gelijkgemaakt
ze had er
twee gedichten over geschreven
twee keer een afscheid vastgelegd
met een requiem gedag gezegd
—
ik zag
hoe fel de zon scheen
hoe snel de illusie verdween
hoe hard de waarheid was
die middag
bij het raam
een open plek in
het café
een zo dodelijk lege stoel
de zon
wees meedogenloos aan
wie er moest verdwijnen
ik zag
die middag
een koude winterzon
een kille winterzon
zijn uiterst donkere blik
—
ik zag
hoe luid de zon
het schreeuwend licht
zo lomp
zo plompverloren in
een kandelaar
ik zag
de grijsheid van
haar haar
vlas
dat ik in de schemering
tot goud zou spinnen
—
ik kon
in de onverbiddelijkheid
van deze zon
of was het
het zien van deze ogen
niet
als ieder ander
voorkomend
zijn
ik kon het niet
tot mijn verdriet
ik kon alleen
het falen van mijn verbeelding
bewenen
tezamen met haar beeld
tranen in mijn ogen krijgen
—
ze zweeg
ze groette niet
bij het afscheid
ze moet hebben gevoeld
hoe ik haar heb gezien
met de felheid van
de zon
met de verdwenen lichtjes
uit mijn ogen
ze zweeg
ze keek mijn kant niet op
toen zij het lokaal verliet
en ik haar groette
ze verliet het lokaal
door de deur
maar voor mij
had ze ruimte reeds
door het raam verlaten
—
in plaats
van de schoonheid
van haar eens zo mooie gezicht
hoorde ik
in het licht van
het verval
de verrijzenis van
dit gedicht
—
niet dat ik behagen schep
wel dat ik klink
dat ik als woorden
middels deze woorden zichtbaar ben
geen mooie zinnen
niet dat iets behaaglijks schep
ik wil slechts laten zien waar ik ben
niet dat ik iets behaaglijks maak
-een haardvuur bijvoorbeeld-
wel dat ik iets duidelijk maak
zomaar opklaar
dat ik terloops iets aanwijs:
dat schilderij hangt scheef
zeg zie je die ster
hoor je dat ik spreek
zie je dat ik schrijf
dat ik deze simpele woorden bezig
ik druk gemoedsrust uit
—
de dood
dat is ons zintuig
voor geluk
jouw geluk
ligt altijd in
jezelf
—
je denkt
dat geluk
een deur is
waar je voor staat
wachtend tot die opengaat
je vergeet
dat jij zelf
de sleutel hebt
om die deur open te doen
geluk ligt in alles wat je doet
wacht niet
op geluk
die ander brengt jou
niet altijd geluk
—
je vergeet
dat je er vijf hebt
die elk afzonderlijk
zorgen voor geluk
en ook al
heb je er
maar
vier
of drie
of twee
je bent nooit
afgesloten van geluk
—
een keer maar
valt
de vijf
dat is geluk
de rest is
ongeluk
is
de vijf
het geluk
waarop je wacht
een vijf
die weer voorbijgaat
en niet blijft
een vijf
die slechts eenmalig is
is ongeluk
het niet komen van
de vijf
—
Voor mij
Is taal spel
Het aanleggen
Van wegen
Die
Op een inzicht uitkomen
Een toren
Van telkens weer
Andere woorden naar
DE hoogte
—
WOORDSPRAAK
(een poging tot een metafoorvrije cyclus)
I
ik poog
zonder beeld te raken
het enige beeld
is
beeld
de rest is woord
een blinde metafoor
(verzwegen)
II
Het haast
Onmooglijke
Zwaar gebaar
Weet niet welk
Van welk voorwerp
Het kan alles zijn
Het voorwerp
Dat alles is
Elk alles is
III
De opdracht
Naar buiten te kijken
En het te zien
Hoe dik het
Erop ligt
Hoe dik het oplicht
En hoe het zich
Tegelijkertijd
Verhult
Zich splijt in
Waarneem-
En onwaarneem-
Baar
Waar het samenvalt
—
IV
Schetsen
Van een ongelijkheid
De ongelijkheid
Waarmee
Het zich onderscheid
Het is
Aan zijn wijze
Van zich afscheiden
Herkenbaar
Zie maar
Het neemt afscheid
–V
Er is evenwicht
Tussen
Het ene
En het andere
Het enerzijds
En het ander-
Zijds
Maar
Dit terzijde
–VI
Er is evenwicht
Zolang
Het twee kanten heft
Hoe ongelijk
Van zwaarte ook
Het trekt zich recht
In
De algemene indruk
Die het geeft
–VII
Ik
Vind het beiden
Ik
Geen beeldend
Maar een woordend
Maar een evenwichts-
Kunstenaar
Staande
Aan beide zijden
Midden op
Het onzijdige
–VIII
Een vondst
Geen mening
Geen
Vinden dat
Maar vinden
In
Dat vinden
–IX
Ik kom
Bij iemand
Ergens binnen
Geef om hem
En geef hem
Zonder hem
Te identificeren
Iets
Met elke verdere aanduiding
Geef ik hem bloot
–X
Ik gebruik
Bewust geen beeld
Ik wil het
Voor ieder openlaten
Met elk beeld
Beperk ik
Verwar ik
Verleid ik
Wek ik
Bewondering
Of afschuw
Zolang het open blijft
Is het voor ieder open
Elke lijn van een beeld
Is een scheidingslijn
Met elke lijn begint het eigene
—
XI
Zuivere wiskunde
Waar elk voorwerp
In symbolen is opgelost
Ins mathematische hinein
Herausinterpretiert
–XII
Waar iks
Voor
Strijkijzer staat
En ei voor strijkplank
En ikzelf voor
Het is gelijk
Teken
Alle letters mij
Als voorwerpen
Om het even
Wiskundig
Ge de-
Materialiseerd
Zuiver onthecht
__
het regent
in Den Haag
een Haagse vrede
die
van alle tijden is
tussen
de geluiden van
Haagse trams
en Haagse auto’s
door
de brede hoge
Haagse straten
die
van deze wereld zijn
deze Wereld
deze Morgen
—
de nacht
de eenzame nacht
ze verleent me
de ruimte om
te groeien
in het bijzijn
van anderen
lukt me dat niet
ik heb
de ogen, het licht
van het donker nodig
om te groeien
kritiekloos
naamloos
ik ben niet zo
bedreven in
de dingen van
het leven
was het altijd dag gebleven
was ik immer klein gebleven
—
GÖTTERDÄMMERUNG
fantasieloos
is hij
die deze opera
overschrijft
die deze woorden
als bevelen ziet
hier
een geschiedenis van
maakt
fantasieloos
is hij
uit wiens pen
bloed vloeit
—
of dit
de vloed is
in 1953
of
de wraaktocht van
de Huti’s
of de man
die zich
moedig met bommen omgordt
zich bewust
wat er van hem
en van anderen wordt
allen zijn het stemmen
uit een en dezelfde keel
een inkt
uit een en dezelfde pen
die geschiedenis schrijft
—
de goden
ze hadden andere dingen voor
dan de vaste patronen
van doordeweeks werk
en zondags kerk
ze wilden geen gezinnen
maar volkeren verenigen
in een deltaplan
een grote wederopbouw
—
door de dijken breek ik
door de vliezen
voor een verschrikkelijke geboorte
om in een koude februari
ieder
Elizabeth te dopen
er
was meer te vrezen dan
te hopen
meer te beleven dan
te geloven
ik kwam
en stoorde me niet
aan de gebeden
woorden
keerden de stormvloed niet
—
Omdat
Alle mannen
Alle vrouwen willen
De man de vrouw
Een man een vrouw
Geen man geen vrouw
Wil ik jou
En jou en jou
—
als ik sterf
begraaf me
in een koffer
naast mijn tandenborstel
pak me in
voor mijn laatste reis
naar het land van dood
ik wil
als reiziger
begraven worden
een reiziger
met alleen
zijn naam als thuis
—
als ik sterf
zet ik
de wekker niet
ik weet namelijk niet
hoe laat ik op moet
op
de dag des oordeels
stel
dat het alarm
-bazuingeschal van engelen-
te vroeg af gaat
daar sta je dan
als zombie
—
op dit moment
waarop de taal zichzelf is
het voorlopig nog
onuitgesprokene
hardop onuitgesprokene
leesbare van
de woorden
geen harts-
maar ademtocht
wind door deze kamer
een koele bries
op dit moment
waarop de taal
deze wind is
gefluister zonder woorden
het prevelen
van nachtlucht
—
de piramide
het nabouwen om
het te begrijpen
om het te willen
een stervende
zo vereren
dat je je hele jeugd lang
bouwt aan zijn graf
een worden met die dode
in dat teken
een driehoekig kalkstenen gebed
naar een god
taps toe in de hoogte
een trechter
waarin we schoonheid gieten
die uitstroomt
in de hemelen
—
het zijn onze doden
niet
zegt de machinist
die zonder eerbied
mummies op het vuur gooit
vervangmiddel van antraciet
de trein moet rijden
de trein van de vooruitgang
de trein van het heilige naar
het heidens hedon
in de verte ligt
Orion
het volgende treinstation
—
de wandelaar
hij is overal
geweest
maar
hij heeft daarvan
niets meegebracht
wat blijvend is
de wandelaar
hij gaat
en blijft
van nergens komen
—
Waar zit mijn onaangename kant?
Links of rechts?
Onder of boven?
Achter of voor?
Ik weet het niet
Ik weet alleen
Dat ik die het liefst versluier
Met een zo algemeen mogelijke gedrag
Alle regels van wellevendheid
Neem ik in acht
Oh, de zwaarte van die onzichtbaarheid
Van dat onzichtbaar houden
Mij gedeisd houden
Ik laat me helemaal niet zien
Ik doe alsof ik ben
In plaats van helemaal te zijn
Wie mij ziet
Die ziet in 1 oogopslag
De getergde blik van de geketende
Het onlevende, onvrij
Met mijn onaangename kant
Dood ik tevens mij
—
ik lig naakt
op bed
zonder laken
warm als het is
wierp ik alles van mij af
ik verlang naar een regen
maar de enige regen
die er is
is
een meteorenregen
ik sta op
schuif het gordijn opzij
opdat ook de kamer naakt is
—
de portefeuille
ze schaart zich
bij al het verlorene
al waar ik niet naar
ben blijven kijken
ik moet slapen
om alles te hervinden
om niets
verloren te zijn
—